Fictie Blok 2, Opdracht 2.3
Casper denkt aan de dokter van Anouks vader. Die moet zijn, moeder beter maken, het moet.
Hij staat op, hij kijkt zijn moeder aan. 'Ga maar naar huis' zegt ze, 'Je zal wel trek hebben'. 'Nee' antwoordt Casper, 'nee, ik blijf hier'. 'Maar je moet wel eten Casper' 'ik haal wel wat voor ons tweeën beneden. Terwijl hij naar beneden loopt denkt hij hoe hij het beste zijn moeder kan vertellen dat ze naar die dokter van Anouk moet. Ze wil vast niet, ze wil het vast gewoon zelf doen. Maar ze moet wel! Het is misschien wel haar enige kans. Hij is aan de beurt. 'Twee maal wortel met vis en aardappel' zei hij tegen een aardige vrouw achter de toonbank. Terwijl hij staat te wachten op zijn eten belt Anouk hem. 'Hoi Anouk met Casper' 'Hoi Casper, gaat het alweer een beetje?' 'Ja, nog heel erg bedankt voor je hulp' 'Graag gedaan hoor' 'Sorry, ik moet ophangen' zegt Casper als hij ziet dat de aardige vrouw ongeduldig staat te wachten tot hij zijn eten meeneemt. 'Oké, nou tot morgen dan' 'Doei' Casper pakt de borden en loopt weer naar boven. 'Wat heb je nou weer voor blikgroentes meegenomen' zegt Caspers moeder en hij moet lachen. 'Eet smakelijk mama' terwijl ze stil hun bord leeg eten zegt Casper: 'de vader van Anouk had ook kanker, hij is beter geworden door een dokter. Misschien kan jij daar ook heen' zijn moeder keek hem indringend aan. 'Dat is eigenlijk nog niet zo'n slecht idee' Casper keek verrast op. 'Ja, als we morgen gaan wanneer ik weer naar huis kan, kan ik weer heel snel werken!' Casper keek opgelucht, als zijn moeder wilde gaan was er een grote kans dat ze beter zou worden! Maar dat dacht hij alleen maar...
De volgende dag
Casper kijkt naar buiten, hij zit samen met zijn moeder in een taxi die ze hadden gehuurd, zijn moeder had geen zin om zo lang te rijden. Over drie kwartier zouden ze er zijn. Hij was best wel zenuwachtig. Wat als die dokter nou toch niks kon doen tegen de tumor? Dan was er helemaal geen hoop meer. Of wat als... Ophouden! Dacht hij, zo maak je jezelf gek! 'Hoe lang nog?' Vroeg zijn moeder aan de chauffeur. 'Nog een kwartiertje' antwoordde hij. Ze stopten voor een rood stoplicht, hij werd groen en terwijl ze overstaken zag Casper een auto met hoge snelheid hun kant op rijden. Hij hoorde een hele harde klap, een verschrikkelijke pijn en toen werd alles zwart.
Judith Gabel, 2E